Loofverliezende bomen of struiken.
Bladen verspreid of tegenoverstaand, ongedeeld of enkel- of dubbel samengesteld, zonder steunblaadjes.
Bloemen een- of tweeslachtig. Kelkbladen 5, deels vergroeid. Kroonbladen(0)4 of 5, vrij. Meeldraden 5-8. Vruchtbeginsel 2- of 3-hokkig, met 1 of 2 stijlen.
Vrucht een doosvrucht of een gevleugelde splitvrucht.