Napjesdragersfamilie. Komt oorspronkelijk uit Oost-Europa (van de Balkan tot Hongarije) en Zuid-Italië. Hij is in 1890 voor het eerst in Nederland geïntroduceerd. Hij kan een hoogte bereiken van 20-25 meter en is een snelle groeier. De bladeren zijn 10-20 centimeter lang (bij sterke groei soms langer) en 7-12 centimeter breed. Ze zijn boven het midden het breedst en lopen naar de bladvoet taps toe. Het blad heeft 6-10 paar lobben. De lobben zijn diep (soms zeer diep), in ieder geval meer dan 1/3 van de bladhelft, langwerpig en stomp, Soms zijn de lobben zelf ook weer gelobd. Aan de bladvoet bevinden zich twee oorvormige lobben. De bovenzijde van het blad is heldergroen. De onderzijde is lichter, behaard tot bijna kaal wordend. De bladsteel is 2-8 millimeter lang, met afvallende steunblaadjes. De eikels zijn tot 2,5 centimeter lang. Ze staan meestal in trosjes van 2-5 bijeen, maar soms ook alleenstaand en zijn nagenoeg ongesteeld (bijna zittend). Het napje heeft priemvormige, stompe, viltig behaarde schubben die elkaar losjes overlappen. Het bedekt de vrucht voor +/- 1/3 tot de helft. De eikels rijpen in 1 jaar af.
Jaarcyclus van de foto's verder onderaan op dieze pagina
03-07-2017 Philips van Lenneppark
01-09-2017
Timelapse maandelijks gedurende een jaar
01-10-2016
05-11-2016
03-12-2016